Na de scheiding verhuist Klara met haar moeder naar een klein dorpje. De meeste meiden in Klara’s klas rijden paard. Om erbij te horen vertelt Klara dat ze heel goed kan paardrijden en schrijft ze zich in voor een wedstrijd. Alleen heeft ze nog nooit op een paard gezeten… Klara heeft geluk dat ze Jonte leert kennen. Ze wordt verliefd op Jonte en samen oefenen ze op het lelijke paard Star waar niemand wat in ziet. Maar Star is misschien wel lelijk, maar ook een echte Star!
Brigitte vertelt de geschiedenis van haar familie, vanaf het midden van de jaren vijftig, toen ze 17 jaar was. Al schrijvend herinnert ze zich haar twee zussen Pierrette en Florence evenals hun hond Popeye. Op een dag raadde de dokter Brigitte aan enkele maanden naar het platteland te gaan omdat ze leed aan bloedarmoede. Ze ging toen bij haar grootouders logeren terwijl haar familie zich in Parijs vestigde. Na de dood van haar grootmoeder keerde het jonge meisje terug naar haar familie en besefte ze hoeveel haar zusters waren veranderd en hoe volwassen ze al waren geworden: Pierrette was verloofd en Florence werkte in de bioscoop. Tien jaar gaan voorbij. Pierrette is nu gehuwd en Brigitte doet kleine karweitjes om de kost te verdienen. In een kantoor maakt Brigitte kennis met François, die haar meteen bevalt en die zij vaak zal terugzien.
Een jong ongelovig koppel wordt achtervolgd door een vreeswekkend monster. Ze trachten zich te verstoppen in een kerk, waar ze een op het eerste gezicht vriendelijke pastoor ontmoeten, maar al snel blijkt dat de pastoor minder goede plannen met hen heeft. Ze zitten in de val.